Hertogdom Kleef (Cleve).

1. Historische geschiedenis.

In de 10e eeuw bestonden er al dynamische banden tussen met het toen nog Graafschap Kleef en Vlaanderen. De kern van het Graafschap, na 1417 Hertogdom Kleef, werd gevormd door de stadjes Kleef en Kalkar, met als machtscentrum de op de steile hoogte (een klip of klif) boven een oude oude Rijnarm gelegen “Zwanenburcht”.
In de loop der jaren kwamen daar vele dorpen en stadjes bij . Ook ten noorden van de Rijn en in de omgeving van Wezel en Duisburg.In de jaren 30 van de 16e eeuw kwamen ook de dorpen Berg, Ravensberg, Mark, Gulik en na 1538 ook Gelre bij het Graafschap.
Op het einde van de 15e eeuw kende het Hertogdom zijn grootste uitbreiding en strekte zich uit vanaf de Ruhr tot aan de muur bij Arnhem.

De economische grondslag van dit Hertogdom was vooral de visvangst in de Rijn, de akkerbouw op de vruchtbare kleigronden aan weerszijden van de rivier maar ook de veeteelt en de lakenindustrie was van belang.
Door de de Gilden aangestuurde ambachtelijke bedrijvigheid maakte dat ruwweg tussen 1450 en 1550 dit Kleefland een bloeiperiode meemaakte die zijn gelijke niet meer zou krijgen. In deze periode heeft in de contacten met Nederland het Bourgondische Hof een grote rol gespeeld.

2. Mythen en Sagen.

Als de Graaf van Kleef is overleden laat hij zijn enige dochter Beatrijs het Graafschap na. Andere vorsten zijn op haar land en bezit uit en Beatrijs vlucht naar Nijmegen waar ze op de Valkenhof onderdak vindt. Op zekere dag komt er een door een zwaan getrokken bootje de rivier de Waal af met daarin een knappe tot de tanden toe gewapende ridder.

Deze ridder hoort van Beatrijs haar moeilijkheden en zorgt ervoor dat Beatrijs al haar bezittingen terugkrijgt. Ze trouwt haar “Zwaanridder” onder de merkwaardige belofte dat zij en hun eventuele kinderen nooit zullen vragen naar zijn afkomst. Aan die belofte houdt Beatrijs zich lang totdat haar nieuwsgierigheid de overhand krijgt. Zo ligt ze op een nacht in bed naast haar Zwaanridder en vraagt hem of hij niet aan zijn kinderen wil vertellen wat zijn afkomst is. Na die nacht wordt Beatrijs ziek en blind en sterft binnen het jaar.
Bij zijn vertrek geeft de Zwaanridder zijn oudste zoon Dirk zijn zwaard en schild. Hij zou de Graaf van Kleef worden en trouwde met een dochter uit het Henegouwse Gravenhuis.
Zijn tweede zoon Godfried krijgt vaders hoorn en vertrekt naar het Land van Loon (huidig Belgisch Limburg).
Zijn derde zoon krijgt zijn ring. Hij wordt Landgraaf van Hessen. Later zou om hem de sage van Lohengrin worden geweven.

3. Geloofsvluchtelingen.

In 1543 werd het verdrag van Venlo getekend. Daarin wordt verordonneerd dat hertog Willem, heer van de verenigde vorstendommen Kleef afstand doet van het Hertogdom Gelre. Gelre komt dan in handen van Keizer Karel V en voegt het toe aan de Nederlanden. Ook verplicht hij Hertog Willen om de Katholieke Godsdienst in zijn erflanden te behouden.

Willem stelde zich daarin open op. Aan de ene kant volgde hij de verordeningen van Karel V aan de andere kant liet hij de aanhangers van de Hervormingsbeweging te Wezel en andere plaatsen ongestoord hun gang gaan.
Dit bood kansen voor de velen die vooral in de Zuidelijke Nederlanden voor hun geloof werden vervolgd. Zij kwamen in drie golven naar Nederland. Voor 1555 kwam er een grote groep uit Engeland. De 2e invasie volgde na 1566, toen in Vlaanderen en Wallonië de Calvinistische gemeenten ontbonden werden. 
De laatste stroom vluchtelingen kwam na 1585, na de val van Antwerpen. De aantallen waren enorm. Zo nam de stad Wezel (20.000 inwoners) tussen 1544 en 1583 ongeveer 8000 vluchtelingen op.
De vooral calvinistische vluchtelingen stichtten hun eigen geheime gemeenten onder het kruis daar het openlijk belijden van het Calvinisme niet was toegestaan. In sommige Kleefse plaatsen ontstonden drukkerijen die boeken en Bijbels produceerden voor illegale verspreiding in de Nederlanden.
Om een eigen ondergrondse Kerkelijke Organisatie op te bouwen riep men in 1568 in het diepste geheim de Synode van Wezel bijeen waar o.a. Marnix van St. Allegonde aanwezig was. Niet alleen voor de Protestanten was het Kleefse land een toevluchtsoord, ook Katholieken die onder de Protestanten te lijden hadden zochten er hun toevlucht. 
De alteratie, de overgang naar het Protestantisme van Amsterdam, vond in 1578 plaats. Vanaf 1570 was het Katholicisme officieel verboden. 

4. Het Nederlands in het Kleefland.

Als je een bezoek brengt aan de Nederrijn dan valt al snel op dat Duits niet de oorspronkelijke taal is van die streek. Plaatsnamen als Huisberden, Warbeijen, Keeken, Esserden en Veen verwijzen duidelijk naar de Nederlandse taal. In de naam “Duffelward” komt het Nederlandse woord “waard” voor. En in Kleef is een straat die “Haagse Poort” heet en in Emmerich een stadswijk “Speelberg”. 

In 1827 kwam het gouvernement van Dusseldorf met de eis dat er op de lagere scholen in de toenmalige Kreisen Kleef, Meurs, Gelden en Rees voortaan in het Duits les moest worden gegeven. Ook in de kerk moest voortaan de Duitse taal worden geschreven. Vanaf 1828 wordt de officiële voertaal in het Kleefland Duits. Na 1870 sterft de generatie die nog min of meer perfect Nederlands heeft leren lezen en schrijven uit en blijft alleen de gesproken taal over, het dialect. 
Bij het wegvallen van de grenzen, door de Europese eenwording, is de tijd aangebroken de grenzen te ontgrenzen.

Bron: 1 t/m 4 Wim van Heugten in: “Amecitia Tolerantia”.